Veiligheid
 >  Werken nabij hoogspanningsmasten
Introductie

Een groot deel van de elektriciteitsvoorziening loopt bovengronds via hoogspanningsmasten. Deze bevinden zich in de openbare ruimte. Indien er in de directe nabijheid werkzaamheden uitgevoerd worden vraagt dit om bijzondere aandacht en afspraken.

Risico's > Wat kan er gebeuren?

Het grootste risico van werken rondom hoogspanningsleidingen is elektrocutie. Als gevolg van een elektrocutie zijn verschillende gevolgen mogelijk, waaronder een hartstilstand, verbranding of ander ernstig letsel.

Werken rondom hoogspanning is levensgevaarlijk. Stroom is onzichtbaar, reukloos en vrijwel altijd geruisloos: pas bij een (onbedoelde) aanraking vindt een extreem krachtige energieoverdracht plaats. Belangrijke aspecten daarbij zijn:

  • Elektrocutie is levensgevaarlijk en speelt niet alleen bij aanraking, maar ook bij het te dicht naderen kan dit leiden tot energieoverslag.
  • Exacte afstanden tot de hoogspanningslijnen zijn lastig in te schatten, het is noodzakelijk om dit voor aanvang van de werkzaamheden exact te weten.
  • De hoogspanningslijnen zijn essentieel voor de stroomvoorziening, storingen hebben grote impact op de samenleving.
Discussie > Bespreek het met je collega’s!

Ga met elkaar in gesprek over het volgende:

  1. Hoe ga jij om met dit probleem in jouw werkomgeving?
  2. Wist jij dat er wetten/regels waren?
  3. Hoe ben je hier achter gekomen?

Je mag zoveel tekst toevoegen als gewenst

Maatregelen > Startvoorwaarden
  • Voorkom indien mogelijk werkzaamheden in de nabijheid van de hoogspanningslijnen (bronaanpak).
  • Voor werkzaamheden binnen de belemmerde strook (ook wel belaste strook genoemd) is vooraf toestemming nodig van de netbeheerder.
  • Volg de richtlijnen strikt op. Binnen MvO beschouwen we de adviezen niet als vrijblijvend maar als een verplichting, alle geadviseerde beheersmaatregelen moeten worden worden opgevolgd.
  • Geef de hoogspanningslijnen en -masten altijd duidelijk aan op de bouwplaatstekening.
  • Leg de gemaakte afspraken schriftelijk vast. Dit geldt ook voor de instructie en toezicht.
  • Als het noodzakelijk is om binnen de gevarenzone te werken dan mag dat alleen onder toezicht van de netbeheerder. Deze stelt de maatregelen vast en controleert de uitvoering.
  • Ga nooit aan het werk in de gevarenzone zonder een geldige werkvergunning van de netbeheerder!
Risico's > Veiligheidsafstanden

Bij werkzaamheden rondom hoogspanningsleidingen zijn er twee belangrijke veiligheidsafstanden: 

  1. De directe gevarenzone waarin energieoverslag plaats kan vinden vanaf de hoogspanningsleiding. 
  2. De veiligheidsafstand vanaf de hoogspanningsleidingen waarbinnen er geen werkzaamheden uitgevoerd mogen worden, vastgelegd in een minimale afstand 19 meter tot uiterlijk 162 meter.
Maatregelen > Treffen van voorzieningen

Het is verplicht collectieve maatregelen te nemen om elektrocutiegevaar te voorkomen. Wat moet je doen?

  • Het door de netbeheerder spanningsvrij maken van de hoogspanningslijnen (bronaanpak).
  • Hoogte beperkende doorrijconstructie met hoogteaanduiding (portalen).
  • Hoogtebeperkingen aan materieel. Door middel van een mechanische, elektrische of elektronische borging.
    Controleer en borg de correcte werking hiervan (hou rekening met inductiespanning)
  • Plaats waarschuwingsborden voor hoogspanning, inclusief aanduiding van de veilige ruimte en plaats deze vóór de risicozone.
  • Schriklatten of -balken aanbrengen aan beide zijden van de te passeren hoogspanningslijnen.
  • Aarden van voertuig/werktuig met een staalkabel van voldoende dikte of een sleepketting. 
  • De giekbewegingen (hijskranen) moeten begrenst zijn.
Maatregelen > Eisen aan medewerkers en arbeidsmiddelen

Eisen aan medewerkers in de nabijheid van hoogspanningsleidingen/masten

  • De minimale toegestane leeftijd van de medewerker is gesteld op 18 jaar.
  • Dragers van een pacemaker moeten er rekening mee houden dat er een mogelijke verstoring door elektrische en magnetische velden kan plaatsvinden. Vraag vooraf advies hierover bij de netbeheerder.
  • Bij werkzaamheden aan pijpleidingen binnen het beïnvloedingsgebied van de hoogspanningslijnen, dient verplicht elektrisch isolerend schoeisel te worden gedragen.
  • Permanent toezicht wanneer er binnen een afstand van 50 meter uit het hart van de hoogspanningslijnen wordt gewerkt.
  • Bij onweer moeten de werkzaamheden onmiddellijk worden gestaakt.

Eisen aan materieel in de nabijheid van hoogspanningsleidingen/masten

  • Laswerkzaamheden moeten tenminste 30 meter van de hoogspanningslijn worden verricht, dit om inductiespanning te voorkomen.
  • Pijpleidingen binnen een afstand van 10 meter van een hoogspanningslijn moeten bij werkzaamheden te allen tijde worden geaard.
  • Het dichtstbijzijnde stroomcircuit moet spanningsvrij worden gemaakt.
  • Het werkgebied dient duidelijk te worden afgebakend door middel van portalen waarover een staaldraad is getrokken met rood/wit lint.

Eisen aan voertuigen in de nabijheid van hoogspanningsleidingen/masten

  • Voertuigen dienen te worden geaard, dit wordt gedaan door het aanbrengen van een niet geïsoleerde kabel of ketting die over de grond sleept (zgn. “metalen sleepketting”, met een minimum van 8mm).
  • Vast opgestelde machines moeten verbonden zijn met een harde aarding.
  • Materieel zoals hijskranen, mobiele graafmachines, shovels en vrachtauto’s met kieplaadbak moeten zijn voorzien van begrenzers voor het instellen van de hoogte en/of het draaibereik.
  • Hijswerktuigen mogen hun masten, inclusief last, niet hoger kunnen maken dan de hoogte van de portalen en de hoogte welke door de netbeheerder is aangegeven.
  • Om gevaarlijke situaties met kiepwagens te voorkomen, moet bij (werk)wegen op een afstand van 50 meter buiten de, in de toestemming, aangegeven begrenzing van de belemmerde strook, borden plaatsen met de tekst “bak omlaag”.
Maatregelen > Wat als het toch mis gaat?

Bij een calamiteit met een spanningvoerende kabel moet als volgt worden gehandeld:

  • De bestuurder dient in het voertuig/werktuig te blijven zitten in verband met elektrocutiegevaar.
  • Medewerkers (ook hulpverleners) moeten een veilige afstand van 25 meter ten opzichte van het onder spanning staande voertuig/werktuig aanhouden.
  • Alarmeer de netbeheerder van het elektriciteitsnet (TenneT 0800-0230459).
  • Wacht totdat de deskundige van de netbeheerder aangeeft dat de hoogspanningslijn volledig spanningsvrij is.
  • Als het voertuig/werktuig nog functioneert moet de bestuurder, indien mogelijk, het voertuig/werktuig wegrijden of wegdraaien van de hoogspanningslijn. De bestuurder mag het voertuig/werktuig pas verlaten, als er voldoende afstand (≥ 4 m) ten opzichte van de spanningvoerende lijnen is ontstaan. (ook hier moet er rekening gehouden worden bij het uitstappen i.v.m. het gevaar voor elektrocutie)
  • Als het voertuig/werktuig niet meer functioneert en er is geen direct gevaar voor de bestuurder, moet de bestuurder in het voertuig/werktuig blijven zitten en de instructies van de netbeheerder afwachten. Bij uitstappen ontstaat namelijk acuut gevaar voor elektrocutie. De netbeheerder geeft aanwijzingen voor het ontladen van het voertuig/werktuig.
  • Als het voertuig/werktuig niet meer functioneert en er is wel direct gevaar voor de bestuurder (brand of explosie gevaar), moet de bestuurder het voertuig/werktuig springend verlaten. Op deze manier voorkomt hij dat hij een geleider wordt tussen het voertuig/werktuig en de grond. Daarna moet hij zich met kleine stapjes tot tenminste 25 meter van het voertuig/werktuig vandaan verplaatsen.

Scan de volgende code met de app om deze toolbox te bekijken.